De weg naar het dodenrijk is een brug. Deze kan maar in één richting overgestoken worden. Angharad staat op die brug en lokt dolende zielen met haar lantaarn. Ze gaat gekleed als een simpele vissersvrouw. Ze betreedt het land van de levenden enkel in tijden van oorlog en epidemie. Anders heeft Ze er weinig te zoeken. Haar lantaarn is voor de dolende zielen namelijk overal ter wereld zichtbaar als een gloed aan de horizon. Ze worden er simpelweg naar toe getrokken als motten naar een kaars. Als iemand met de doden wil spreken, dan moeten ze dat doen in overleg met Angharad.
Angharad is een vergevingsgezinde godin. Wanneer je door Haar de brug wordt over geleid, vergeeft Ze je zonden. Zij houdt als een moeder van iedere ziel in haar Rijk over de Brug, hoeveel zonden je ook begaan hebt. Maar is je ziel te zwart, dan kan alleen Zij nog bepalen of je de brug over mag. Heel soms moet Zij zo een ziel opgeven. Die last kan alleen Zij dragen.
Angharad vraagt maar één ding van haar volgelingen: iedere ziel moet de kans krijgen om de brug te bereiken.
Volgelingen van Angharad zijn degenen die de zielen de weg naar Haar licht wijzen. Zij begeleiden de stervenden. De soldaat op het slagveld en de oude vrouw, stervend in haar bed. Ieder doet dat op zijn eigen manier, maar allen zullen ervoor zorgen dat de stervende troost vindt in zijn of haar laatste reis. Soms door naar Haar te bidden aan het sterfbed, soms door alleen de hand van de stervende vast te houden. Angharad’s volgelingen zorgen er vaak voor dat Zij een plekje heeft in hun huishouden in de vorm van een altaartje. Hierop wordt niet alleen Angharad geëerd maar ook naasten die de brug al overgestoken zijn. Zij wordt door haar volgelingen vaak liefkozend De Vrouwe van het Licht genoemd, of door de inwoners van Vaelvilla La Santa Muerta.
Het symbool van Angharad is een lantaarn.
Waarom ik een volgeling van Angharad ben? Omdat Zij mij het juiste pad heeft gewezen.
Ik was geen goed man. Ik was een dief, een oplichter en het deed me niets dat ik een ander daar pijn mee deed. Tot de dag dat Zij mij een droom gaf. Ik zag een man, een goed en oprecht man. Zijn vrouw werd hem afgenomen door geweld en zijn hart brak. Hij gaf niets meer om de mensen om hem heen. Geweld was alles dat hij kende. Zoveel pijn bracht deze man met zich mee. Het maakte hem niets meer uit. Velen stierven door zijn hand. Ik zag zijn ziel zwarter en zwarter worden.
Toen zijn tijd kwam en zijn ziel de brug bereikte, stond de ziel van zijn vrouw hem op te wachten. Maar hij kon de brug niet betreden. Zijn ziel was zo zwart geworden dat zelfs Angharad hem niet meer kon helpen. Vanuit de schaduwen zag ik schimmen komen die hem kwamen halen. Waar zijn ziel heen ging? Ik weet het niet, maar ik weet wel dat ik daar niet heen wil. Ik wil nooit meer de pijn in Haar ogen zien wanneer Zij een ziel moet laten gaan.
Constantijn Lamens, volgeling van Angharad