De Keizer – God van Ambitie, Macht en Nationalisme

Nog niet zo lang geleden van Keizer David Laoghairn een mens van vlees en bloed. Aan het einde van zijn sterfelijke leven werd de Keizer door de god Het Kind aangeraakt en kreeg hij de eeuwige jeugd. In die dagen was hij bekend als Het Vlees Geworden Licht, Godenkind, het toppunt van menselijke ambitie en discipline, of de Curator der Mensheid. Maar zijn groei was nog niet ten einde. Toen Het Kind opklom tot Echo, gunde deze zijn godentroon aan Keizer David. En zo werd het Godenkind zélf een God.

De Keizer regeert zijn heilige keizerrijk vanaf Zijn vergulde troon in Torquil. Vanuit daar schijnt Zijn licht als een stralend baken van potentie op de mensheid neer. Als een brandende zon leidt Zijn voorbeeld de mensheid tot hun geboorterecht. In het keizerrijk is Zijn heilige woord wet en Zijn wet heilig, geen andere god is van gelijk belang. Maar ook buiten het keizerrijk zijn er volgelingen, die in hun eigen samenlevingen de principes van macht uit de keizerlijke leer volgen.

In het dagelijks leven sporen de priesters van de keizer hun medemensen aan om zich met alles te wijden aan hun plichten. Het eeuwige doel is hun hoogst mogelijke potentieel te bereiken, in dienst van het keizerrijk, zoals het heilige licht hen is voorgegaan. Geen taak is te klein of te laag voor Zijn volgelingen: Het is in het perfectioneren van iemands eigen bekwaamheid dat zaligheid gevonden wordt. Het leven van priester in dienst van de Keizer is getekend door discipline en plicht. Een priester dient om zo de ambities van hun commune tot wasdom te laten bloeien, in Zijn eeuwig schijnend voorbeeld. Zijn paladijnen reizen het land af om heidenen te bekeren tot Zijn licht, en te wijzen op hun ware plicht, opdat alle mensen verenigd zullen zijn onder Zijn heilige bewind.

Het symbool van de Keizer is hetzelfde als wordt gevonden op de vlag van Zijn rijk: Een gepantserde vuist omringd door een lauwerkrans.

“Hoort toe, oh kinderen van het heilige land, hoort toe! De Keizer, ons Licht, onze Hoop, onze Heer, de Keizer is tot in de Hemelen verrezen! Hij zit aan de rechterhand van Moeder Tristeza en Heerst met Haar over het al en het eeuwig!
“Men heeft het gezien, het moment zelve. Als immer zat hij op de troon, zijn lichaam zichtbaar, zijn gezicht een baken van licht en warmte. En in de troonzaal verscheen een klein kind in gewaden van wit en groen. Onbevreesd liep het kind naar de troon, de tredes op, en strekte de hand uit naar de Heer! En de Heer pakte de hand van het kind en, oh, het gebeurde. Het kind verdween, het lichaam van de Keizer verdween, en op de troon bleef achter een waarachtig helder licht, het puurste ooit geweest. En allen in de zaal, en alle Hertogen en Graven, en alle priesters van de Heer hoorden Zijn Stem echoën in hun oren: “Kniel voor Mij, Uw Heer, Uw Licht, Uw God, Uw Keizer.” En allen knielden.”