Golven trekken de wereld in vanuit Oudeschacht. Golven van geruchten, golven van hoop, golven van kracht. Vele stenen zijn in het water gegooid en hebben kringen gemaakt, ieder uniek en eigenaardig. Maar laten we onze aandacht focussen op de steen die gevormd werd door de sporen van twee krachten in een groeiende balans.
Niet alle golven worden bemerkt. Sommige gaan fluisterend over het landschap. Pas maanden later kijken de inwoners van het land naar buiten en spreken over gevolgen waar zij de oorsprong niet van kennen.
In de velden vol granen en groentes kijken de boeren elkaar aan: “Jouw oogst ook?” “Exact hetzelfde.” “Maar het weer…” “Ja. En de grond…” “Inderdaad. Zelfs Hendrik heeft er last van.” “Wat? Nadat hij de lavamagiër zijn land had laten bewerken?” “Precies… Volledig blut, is Hendrik.” “Wij straks ook, als dit doorzet.” “Iedereen hier in de omgeving…”
In de taveernes zuchten de koks. “Dit is toch amper een wortel te noemen.” “Nou, die is in ieder geval vers. Deze paprika was rood, niet groen.” “Ja. Van ver gekocht. Daar groeien dingen nog.” “Smaakt de wortel wel?” “Ha! Hij heeft zeker smaak. Maar niet de goede.”
En diep in de wouden kijken druïdes elkaar vertwijfeld aan. “Maar wat ís het dan?” “Het lijkt… alles. De hele cirkel.” “Dat bestaat niet.” “Nee, maar toch. Kijk, hier. Het groeit.” “En hier rot het.” “Maar het is hetzelfde ding.” “Ja… En het verspreid zich.” “Niet heel snel, gelukkig.” “Nog niet.”
Ook de golven van kracht worden amper bemerkt. Eigenlijk lijkt alleen de kracht zélf te voelen dat het golft. Anderen voelen wel de gevolgen, maar zien de oorzaak niet.
Twee bevriende necromancers bestuderen een ondode. “Heb jij dit toegevoegd?” “Nee, ik dacht dat jij het was.” “Nee.” “Raar.” “Wel grappig, eigenlijk.” “Hebben we nog een curiosa-kist?”
In een gesloten instelling hangen twee zieners tegen elkaar aan. “Draadjes…” “Pluisjes!” “Schimmel?” “Wortels!” “Eindeloos oud…” “Net binnen!”
Een broer en zus staren naar een wit stukje aarde. “Dat lijkt op ons.” “Zeker niet. Wij leven.” “Dat ook.” “Nee, het is dood. Wij zijn niet dood.” “Maar het leeft ook.” “Ja, nou en?” “Het is wit. En zwart.” “Wij zijn niet zwart en ook niet wit. Doe niet zo gek.” “Het is ook totaal zinloos.” “Zeker niet! We kunnen er van alles mee.” “Je zal het ook eens met me eens zijn.” “Beter maar van niet.”
En in een taveerne leunt een bard tegen een bar, in gesprek met zijn publiek. “Vertrouw mij maar, het verhaal is nog lang niet klaar!” “Weinig heldhaftigs aan, vriend.” “Wat zij zegt! Sporen? Da’s toch geen serieus monster.” “Ah, maar er zal toch een held moeten komen, om die sporen dwars te bomen!” “Vertel dát verhaal dan, bard!” “Ja, geen half verhaal!” “Geen enkel verhaal kent waarlijk een eind, zolang de wereld niet verdwijnt.” “Pff. Laat maar.” “Idioot met zijn rijm…”
Zo trekken de golven de wereld in. Geruchten, kracht, hoop of wanhoop. Het zal nog een tijd duren voor de golven van de sporen niet meer groeien. En het is maar de vraag wat de helden er mee willen…