Teaser 3 (Omen XXX) – De vluchteling

Een kamp aan een rivier, waarvan de bron al lang verdween.
Een kamp van vluchtelingen, dozijnen, maar ieder is alleen.
Een van hen, een man, een vader, die ‘s nachts naast stille tenten zit.
Gehuld in vuil, gescheurd gewaad, kijkt hij omhoog, sluit ogen, bid.

“Angharad of Kalithe, wie roept ons naar dit einde, deze slacht?
Shivaun of Doran, wiens zwaard beschermt ons, op de weg of in de nacht?
Haldor of Tristeza, verdwijnt de grens tussen recht of zonde?
Trovat of Rystill, hoe reizen we nu al verdwijnt, het bos, de stad, de vlakke gronden?
Kind of Moira, waar is onze vrijheid, waar is onze vrede?
Driscoll of Waakster, wie kent het wat, waarom of hoe, wie noemt de reden?
Welke god wil mij nog horen, welke stem richt zich nog tot mij?
Wie heeft ons verlaten, wie staat ons tot het einde bij?”

Een man, alleen, met al zijn vrienden;
Elke god die hij een leven lang diende.
In zijn handen, artefacten en symbolen,
uit de tempels, schilderingen, idolen.
Onderwerping, iedere dag van ‘t leven,
Dat is tenslotte door de goden gegeven.
En als beloning, stemmen, na iedere vraag,
Antwoorden, altijd, soms helder en soms vaag.

Een man, alleen, met al zijn woorden.
Geen enkel antwoord dat hij hoorde.
Zijn ogen openen voor ander duister,
Een nacht, gesnurk, wat stil gefluister.
Terwijl een traan de ooghoek leegt,
Op de verre oever, iets wat beweegt.
Schimmen van groen, ’t is kant en klaar,
Slepen voort een gevaarte, lomp en zwaar.
Stil en snel, de wezens komen en gaan,
Laten enkel stilte in hun spoor bestaan.

Een man, alleen, met al zijn woorden,
Geen enkel woord bereikt zijn oren.
Voelt zich verlaten door alle goden,
Maar zag hij niet wat zij hem boden?
Een antwoord, klein, maar wat hij zocht,
Begin van een reis, naar antwoorden een tocht.
Maar, nee, na jaren antwoorden zo direct,
Is zo’n reis voor hem te ver gestrekt.

Een kamp aan een rivier, waarvan de bron al lang verdween.
Een kamp van vluchtelingen, dozijnen, maar ieder is alleen.
Een van hen, een man, een vader, die ‘s nachts naast stille tenten zucht.
En telkens weer van ‘t moeilijk antwoord vlucht.