Op plateau bekend als Aguavista was het uitzicht altijd schitterend. Op goede dagen kon je de schittering van de torens van Torquil zien, en de masten van de schepen in Puerto de la Muerta. Vealvilla strekte zich uit onderaan de uitgestrekte rotspartijen. Een aardig deel van de hardbevochte grens tussen Keizerrijk en de Noorderlijke Allianties is zichtbaar, en dat maakte deze plek een populaire voor de generaals van de Allianties. Ook Keizer David de Grote voerde enkele van zijn belangrijkste veldslagen vanaf hier aan.
Vandaag is het uitzicht anders. Vanaf deze hoogte is het einde goed te zien. De torens van Torquil zijn niet meer. Puerto de la Muerta licht voorbij de cirkel van dichte mist, die in de nacht felrood opkleurt als teken van de vuurzee die er in verstopt zit. En Vaelvilla… Ilona wil er niet naar kijken, maar ze haalt opgelucht adem als de wind eindelijk draait, en daarmee de geluiden en de geuren van een stad die in het einde valt eindelijk verdwijnen. Alleen het geluid van de dicterende stem blijft over, een monotone bas, zachtjes ondersteund door het gekras van meerdere pennen.
Hoe veel nachten zullen er nog zijn? Ze weet het niet, en het maakt niet uit. Dit was de enige nacht die gehaald moest worden, en dat is gelukt. Haar levenswerk is voltooid, al haar taken gedaan. Ze is klaar om het einde met open armen te ontvangen. Misschien op deze plek. Zelfs nu is het uitzicht schitterend, ondanks alle wreedheid van een wereld die vergaat.
De stem achter haar valt stil, en niet veel later het pengekras ook. Een fel licht komt dichterbij, haar schaduw werpt zich de verte in. Zouden de vluchtelingen die langs de Ethlinn reizen het licht zien, en het kennen voor wat het is? Onwaarschijnlijk, maar dat maakt niet uit. Ilona staat zichzelf een glimlach toe, heft haar kin omhoog. “Grootvader.”
Een zware hand landt op haar schouders, knijpen er zacht in. “Kind. Nogmaals, dank. Namens ons, maar ook namens onze God.”
Ilona knikt langzaam, en grijpt met een hand de ketting om haar nek. Deze god, deze onverwachte bondgenoot in haar taak, heeft alles mogelijk gemaakt. Waarom, snapt ze nog steeds niet. Het maakt ook niet uit. Ze onderdrukt de neiging om te kijken, wetend dat het felle licht haar zou verblinden.
“Kind, het spijt ons, maar het werk is niet klaar.”
Even stokt haar adem, dan recht ze haar rug. Het zal niet lang meer duren, houdt ze zichzelf voor. “U spreekt en ik zal handelen, grootvader.”
De hand op haar schouder duwt zachtjes, draait haar een beetje bij. Over haar andere schouder verschijnt een andere hand, de huid zachtjes gloeiend, die de bossen van de grens in wijst. “Onze God heeft ons dit getoond: Het Centrum is daar. En ook daar is de kans om een weg voorbij dit einde te vinden. Voor ons, en voor anderen. Die kans moeten wij aangrijpen. Alles wat jij gedaan hebt, was voor dát doel. Ga erheen, en breng ons een ketting uit handen van onze God.”
Even laat ze de woorden op zichzelf indalen. Een toekomst, voorbij deze laatste dagen… Het idee lijkt niet te willen landen. Maar voor haar grootvader zal ze alles doen. Hij verdient het om te kunnen leven. En, belangrijker, de wereld verdient het dat hij leeft. “We zullen direct vertrekken. Is er slechts één ketting? Zal er concurrentie zijn?”
Zijn lach is diep en rollend, een geluid dat haar direct terugbrengt naar haar allerjongste jaren. “Oh, kind, geen zorgen… Voor ons heeft onze God zonder twijfel een ketting. Maar er zullen er velen zijn. Iedereen die de weg naar onze God kan vinden, kan het einde overleven. Jij ook.”
De gedachte nog langer door te moeten sluit een ijzige hand om haar hart, maar dat is niet iets dat nu aandacht nodig heeft, dus knikt ze ferm. “Goed. Zijn er andere goden die ditzelfde aanbieden?”
“Je weet dat onze God niet zomaar een God is. Maar niet de enige God die dit doet, nee. En zelfs zij die de Goden schuwen kunnen een pad vinden… Zij het met iets meer gevaar.”
“Danku, grootvader. Met uw toestemming zal ik vertrekken.”
“Één moment nog, kind…”
Enkele minuten later daalt Ilona van het plateau af naar een kamp. Dienaren en lagere adel gaat buigend uit de weg, nog respectvoller dan de afgelopen jaren. Ze kiest het kortste pad naar haar doelwit, duidelijk de beste keuze om met haar deze missie te leiden.
Zodra hij haar aan ziet komen, staat hij op uit zijn stoel en laat zich op een knie zakken. Zijn pantser heeft hij uitgetrokken, maar in geel-zwart is hij altijd gekleed, veel trouwer dan veel van andere adel van het Keizerrijk.
“Graaf Breedewater… Lucas, sta op. Ik heb een taak voor je.”