Teaser 4 (Omen XXXI) – De Dwerg en de Reizigers

Gevoel voor tijd overleeft het niet lang in de tunnels, dus je weet niet meer hoe laat het precies was toen het bericht kwam: De kit moest aan, de sergeanten moesten zich melden, de manschappen verzamelen. Het werd er ook wel tijd voor: Het hele kampement stond hier al dagen, en tot dusver voor niets. Niemand, zelfs de sergeanten niet, wisten wat jullie hier deden. Goed, het was dicht bij de grens met Vaelvilla, maar de alliantie met die buren was goed, en na de dood van Indeboom was deze regio rustig, zo was de consensus. En toch, jullie waren hier niet voor niets.

Jij en je vrienden hielpen elkaar met het aantrekken van pantsers, wapenriemen en schilden, en wachten gezamenlijk op de afgesproken plaats. Om jullie heen deden vele anderen hetzelfde. Een geheel cohort was hier verzameld, bijna 500 sterk, het overgrote deel dwergen, allemaal in dienst van de Patriarch, Hertog van Brenna. De hogere officieren droegen zijn kleuren, op sommige plekken wapperde een banier, het groen-geel van Brenna herkenbaar in het vuurlicht. Iedereen was er klaar voor, al wist niemand nog wáár ze klaar voor waren.

Het moest ongeveer tijd zijn voor eten, want je begon al stevig honger te krijgen, en je zag de ene mens in jouw troep een flesje dikke melk leegdrinken om zijn tunnel-immuniteit op peil te houden. Helaas, het eten zou nog even op zich laten wachten. Er werd wat gedroogd vlees gedeeld binnen de troep, maar verder wachtten jullie in stilte op de sergeant. Gelukkig duurde het niet heel lang voor jullie hem aan zagen komen, en iedereen in de houding sprong.

“Mannen, dame. Rust.” De sergeant knikte naar zijn troep terwijl jullie weer gingen zitten. “De opdracht is simpel. Het nabijgelegen dorp was onderdeel van het verraad van Indewater. Het gehele dorp is onderdeel van de samenzwering, is mij verteld. Er is besloten dat ze te gevaarlijk zijn om in te rekenen, dus ze zijn per verstek ter dood veroordeeld. Aan ons de schone taak dat uit te voeren.” Er werd wat gekreund door de soldaten; niet bepaald de heldhaftige taak waar op gehoopt werd. Maar een opgetrokken wenkbrauw van de sergeant legde dat snel het zwijgen op. “Maak jullie klaar, we kunnen ieder moment vertrekken.”

Nog geen half uur later stond het gehele cohort in positie rondom het dorp. Je schatte het niet groter dan 100 inwoners, ze leken jullie nog niet eens gezien te hebben. Dit zou een slachting worden. Dat de schouders om je heen gespannen waren en de wenkbrauwen laag, dat had niets te maken met de moeilijkheid van de taak, maar met de grimmigheid en bloederigheid van deze taak. Op het teken van de sergeant schoven jullie de schilden over elkaar, en begonnen de weg naar voren.

Je weet niet meer hoe laat het was toen het stil werd in het dorp. Het verzet was honderden malen zwaarder geweest dan verwacht. Dit dorp was niet zomaar een dorpje. Geen enkel normaal dorp heeft zo veel ervaren strijders, magiërs én genezers. Het dorpje leek wel een leger op zich. Wat voor een geheel cohort een makkelijke taak had moeten zijn, werd een langdurige veldslag. Alleen de ijzersterke discipline van de dwergen had ervoor gezorgd dat er, bij jullie weten, niemand ontsnapt was. Maar de tol was hoog. Minder dan een kwart van het cohort was nog goed in staat tot vechten. Het zou je niet verbaasd hebben als zowat de helft van het cohort gevallen was. Je hoorde pas later dat de getallen ergens tussen de helft en één derde lagen.

Het gehele dorp was een bloedbad, de zeer droge grond kon het niet verwerken in de korte tijd dat het gevloeid had. Her en der lagen lichaamsdelen, tafels en banken waren omgevallen, uit een hoek klonk een kreun die met een doffe klap geëindigd werd. Je overgebleven kameraden keken met vermoeide ogen om zich heen, tot de sergeanten iedereen weer taken begonnen te geven. De lijken van vrienden en vijanden moesten worden verzameld en op het vuur gegooid worden. Er moest gezocht worden naar waardevolle spullen. Één sergeant en haar troep gingen langs de verschillende heilige Shrines om offers te brengen en om vergiffenis te vragen voor het cohort. Vooral aan de Shrine van de Moeder werd uitgebreid tijd besteed, en met goed gevolg: Iedereen zag de vallende ster, zo helder dat hij vlak bij jullie in het bos leek te verdwenen. Een goed omen van de Moeder, het kon niet anders.

Net toen je dacht dat je ogen blind waren geworden voor de slachting om je heen gebeurde het. Op de stapel lijken naast het vuur bewoog iets. Er bewoog iets, waar niets kon bewegen, je wist zeker dat jullie grondig waren geweest, alles daar was dood. Maar toch. Onder drie andere lijken vandaan kwam ze, bedekt in bloed en wonden, een jonge vrouw, sterk verzwakt, haar ogen in blinde paniek zoekend naar een vriend. Ze vond alleen jouw ogen. En jij, getraind als je bent, had je zwaard al in de hand, stak het door haar borstkas. Een zucht ontsnapte haar, en ze viel neer, jou en je vrienden in verbijstering achterlatend. Na een moment ongemakkelijke stilte pakte je het lijk onder haar oksels, en gooide haar onceremonieel op het vuur. Zelfs als er nog onleven in haar zat, zou het daar weg moeten branden; juist dat was de reden voor de lijkverbranding.

Tientallen houtblokken en een vijftal lijken verder was je het hele incident al bijna vergeten. Je was aan het slepen met het lijk van een stevige man, een verrader die zichzelf nog durfde te kleden in het geel-zwart van de Keizer zelf, toen je een gil hoorde bij de brandstapel. Jij en anderen haastten er heen, en je zag een onvoorstelbaar beeld: De jonge vrouw van eerder, haar kleren weggebrand net als een deel van haar vel en vlees, kroop uit de brandstapel. Haar haren brandden nog, haar armen strekten zich uit naar de omstanders, haar mond opengesperd in een stil gegil. In het licht van de toortsen zag je de op haar wangen de glinsterende restanten van haar gesmolten ogen, maar tegelijkertijd zag je diezelfde paniekerige ogen als eerst, zo hopeloos zoekend naar een vriend. Maar er waren geen vrienden hier voor haar. De soldaten om het vuur heen waren teruggedeinsd, maar één hervond zijn moed en training en pakte een speer. Onverwacht snel klom de jonge vrouw op haar voeten en deinsde terug, vlak langs het vuur. Meerdere soldaten stapten naar voren, maar met enige aarzeling, terwijl de vrouw leek te proberen iets te zeggen, haar handen voor zich uitgestoken. Slechts één van de soldaten snapte wat er gebeurde, en voor ze de spreuk kon loslaten stak hij zijn wapen in haar schouder. Ze verslapte, en viel achterover, terug het vuur in.

Pas ver na middernacht verlieten jullie het dorp. Teruggekeerd in het kamp werden gewonden verzorgd en eindelijk avondeten gekookt, grotendeels in stilte. Alle overlevenden van dit gevecht waren diep geschokt over alles dat ze gezien hadden. In je troep begon de ene overlevende mens opeens zachtjes te vertellen. Hij was de laatste bij het vuur geweest, had de laatste lijken er op gegooid. In het vuur, talloze botten en verkoolde lijken. En hij vertelde, zachtjes, getraumatiseerd, over het verkoolde lijk van de vrouw, en van haar ogen, die hem meermaals hadden aangekeken, alsof ze nooit helemaal de dood had gevonden. Niemand had een antwoord voor dit verhaal. De mens kreeg een bord eten en de stilte keerde terug.

Deze middag gingen scouts naar het dorp, om te kijken wie er op de slachting af zou komen, en eventueel om bandieten weg te jagen. Maar ééntje kwam er terug, met nieuws dat niemand kon geloven. Het hele dorp leefde nog, vertelde de scout. Meerdere gezichten die de scout de vorige nacht had gezien bij de brandstapel liepen gewoon rond. Zelfs de baron van het dorp, een van de éérste die stierf tijdens het gevecht, had hij gezien. 

De leiding van het cohort overlegde kort. Er was niet veel over van het cohort. Geen enkele troep had het volledig overleefd. Maar goed, de scout moet zijn hoofd gestoten hebben, dus veel troepen zijn er niet nodig. Enkele sergeants werden er op uit gestuurd, waaronder de jouwe. En met tegenzin gingen jij en je vrienden terug naar de oppervlakte en naar het dorp, om de geruchten van de scout te ontkrachten.

Daar sta je nu, met je vrienden, in een schild linie, je kijkt naar de dorpelingen die je de vorige avond doodde en op de brandstapel gooide. Je ziet inderdaad de baron. Je ziet de jonge vrouw van het vuur. Je ziet de priester die één van je vrienden doodde met zijn magie, en wiens schedel je daarna insloeg. Je ziet de occultist met zijn dodelijke krachten, die zijn handen op je schouders kreeg vlak voor hij doorspiest werd door een dwerg wiens naam je niet eens kent. Je ziet de gezichten van de dorpelingen die jullie cohort met zó veel moeite versloegen. En je weet: De paar troepen waarmee je hier staat, gaan niet genoeg zijn. Maar jullie zullen doen wat jullie kunnen, en sterven met net zo veel verzet als deze dorpelingen de vorige nacht deden.