Hannah sjouwt met de zware wateremmers over het dorpsplein, haar hoofd gebogen en haar ogen op het zand voor haar voeten. Het doet geen goed om op te vallen hier, sinds het dorp is overgenomen. Beter om snel over te steken, zonder oogcontact te maken. Ook de andere mensen lopen snel en zonder op te kijken over het plein, de aandacht van de dorpswachten vermijdend. Niemand roept een ander toe, geen mens verheft zijn stem meer sinds…
“Hoort, mensen!” Een luide stem schalt over het plein, en Hannah laat bijna een van de emmers vallen van schrik. “Hoort over de nieuwe toetreder in het pantheon der Goden!” De stem komt van een man, die op een boomstam geklommen is. Hannah kijkt hem verbijsterd aan. De wachters zullen hem ongenadig neerslaan als ze dit horen…
Maar de man lijkt daar geen angst voor te voelen. “Hoort, over het Kind! Het Kind dat eeuwenlang genegeerd werd door de andere goden, het bestaan verzwegen en zelfs ontkent. Het Kind is opgestaan, werpt de ketens van vergetelheid af!”
Er zijn meer mensen stil gaan staan op het plein. Ze kijken naar de man, duidelijk verbaasd. Sommige kijken onrustig om zich heen, vrezend voor de wachters.
“Zijn wij niet allen kinderen? Zoals ooit onze ouders ons klein trachten te houden, zo doen nu anderen dat! Zij, die zich onze leiders noemen, zijn niet anders dan een kracht van onderdrukking. Zij willen niets anders dan ons klein, machteloos, hopeloos houden!”
“Het Kind zal ons de kracht geven om ons tegen de onderdrukking te verzetten en vrij te breken! Het Kind zal ons de weg laten zien naar onze eigen ambities, want wij verdienen het allemaal om door te groeien! Het Kind, zelf ooit zo weggestopt en verdrukt, zal ons helpen!”
Hannah haar aandacht is nu volledig op deze man. Een god, die hen kan helpen? Dat is toch te mooi om waar te zijn? Maar op haar gezicht voelt ze een zachte aanraking, en een zachte kinderstem fluistert in haar oor. “Een god is geboren…”
Ook anderen op het plein lijken betoverd door de woorden van de man. Iedereen hangt aan zijn lippen. Met krachtige stem vervolgt hij zijn verhaal. “Het is tijd, dorpelingen! Het Kind steunt ons! Wij…”
Plots stopt hij, zijn ogen plotseling groot. Langzaam valt hij van de boomstam af, een pijl in zijn rug. Enkele meters achter hem staat een wachter, een elf in volledige wapenrusting. Hij snauwt de mensen op het plein toe: “Klaar met die onzin! Ga door waar jullie mee bezig waren!”
Even is het doodstil. Dan tilt een man midden op het plein de schep die hij vasthad in de lucht, en rent schreeuwend op de wachter af.