Teaser Omen XXVIII – Oog-Spin-in-Storm-Web

De dag was grijs, en dat was precies de juiste kleur. Het water weerspiegelde de donkere wolken, de lichte mist rondom het meer maakte alle kleuren van het omliggende bos dof, en het oranje van de zonsopgang was al lang weer weggevlucht. Geluiden vielen weg in de mist, en het wateroppervlakte was spiegelglad, een kalme, grijze massa. En op dat doffe vlak zag hij alles wat hij vreesde voor zich, in de helderste kleuren. Een voorstelling zo indrukwekkend, dat het bijna uitnodigend was om in te verdwalen, om te zwelgen in de rampen die zich afspeelden, en niet meer terug te keren naar de grijze, doodstille dag. Maar dat verlies was een droom voor de toekomst, en vandaag wist hij zichzelf wederom terug te vinden in het grijs.

De Sjamaan die vertrok vanaf de kust van het Zielenmeer viel amper op tegen de grijze achtergrond, gehuld in grijs als hij was. De lange mantel bracht beweging in de mist, en zijn stappen ritselden in het doodstille bos. Het is hier vervloekt, dat is bekend, maar hij maakte zich weinig zorgen. Hij heeft in het water gekeken, en dat was gevaarlijker dan alle vloeken die dit gebied zou kunnen kennen. Zolang hij niet dom genoeg was hier te overnachten, zou het wel goed komen, en dus wandelde hij door, met grote stappen door de mist.

Nu staat hij stil, op een kleine open plek, waar een paar tassen aan lage takken hangen, en een kleine hangmat is opgespannen. Voor hem, op de grond, zit een dwerg, geknield, ineengekrompen, verstijft in een poel van weken geleden gedroogd bloed. Oog-Spin-In-Storm-Web weet dat het geen toeval is dat hij hier komt, dat zijn pad vanaf het meer is beïnvloed door alles wat hij daar zag, en dat deze vondst onderdeel is van zijn pad. Het einddoel van dat pad is nog weken reizen weg, maar hij heeft geen haast, zolang hij maar voor de nacht dit gebied uit is. En dus slaat hij resoluut zijn mantel stevig om zich heen, en gaat zitten voor het lijk van de dwerg. De fles met water die hij vulde uit het meer komt uit zijn tas, en na drie snelle offers zet hij de fles aan zijn lippen, en opent zijn Oog.

Het donker van de bergen, gebroken door het licht van een tempel. Knielen voor een enorm oog, gevormd in de wanden van een grot. Eindeloze lessen, rituelen, plichten en herhaling, plotseling onderbroken door het felle licht van de buitenwereld. Een aaneenschakeling van wandelingen over wegen, bossen, bergen, bossen, en weer wegen. Tientallen tempels, een groeiende verzameling aan leugens en goud, en dan plotseling de ontmaskering, en weer de open lucht, wegen, bossen, en eindeloze misselijkheid op de enorme zee. Rusten aan de kust, bijkomen van de zee, en dan weer opnieuw, wegen, bossen, bergen, een grote stad, wegen, bergen, bossen, een rivier, en een bos… Een grijs bos. Drie vormen in het donker, een koude pijn van binnen. Een halfhartig gebed, de adem niet sterker dan de wind in de mist.

Oog-Spin-In-Storm-Web denkt zijn Oog te sluiten. Alles is gezien, het verhaal lijkt af. Bovendien, de tijd begint te dringen, want de zon zal inmiddels alweer zijn gaan dalen achter het wolkendek. Maar het Oog wenst niet gesloten te worden, en de beelden gaan door. Tegen zijn wil in voelt de Sjamaan dat zijn geest verder weggetrokken wordt van zijn lichaam, naar een plek waar hij nog lang niet wil zijn.

Zwart, koud, stil. Een licht in de verte. Een brug, groter dan je je voor kan stellen…